The Only Show in Town.

In het licht van mijn overstap naar de wetenschap, besloot ik dat het tijd was voor een populair wetenschappelijk boek van een wetenschapper die erg op mijn bewondering kan rekenen: Richard Dawkins. Dawkins is een van de weinige wetenschappers die zich tot het selecte clubje van bij-het-brede-publiek-bekende-geleerden kan rekenen.

Uiteraard.

Deze Britse evolutiebioloog hield tot 2008 in Oxford dan ook de Charles Simonyi Professorsstoel ter bevordering van het begrip van de wetenschap bij het brede publiek. Duidelijk dus dat hij daar in ieder geval wist wat hem te doen stond. Of je hem nou hoort spreken, of één van zijn vele boeken leest, deze man weet helder, boeiend en met een prachtig brits gevoel voor humor de essentie van een bepaalde theorie te verduidelijken.

Het zijn de (evolutie)theoriën echter die hem ook in bepaalde kringen berucht hebben gemaakt. Weinigen die geen uitgesproken mening over hem hebben: Je vindt hem of de voorvechter van het wetenschappelijk denken, of haast de duivel zelve (stel ik me zo voor). Weinig zit daar tussenin. Hij is door zijn vijanden ook wel een ultra-Darwinist genoemd, iets wat hijzelf minder erg vond dan waarschijnlijk bedoeld was. Als je zijn vorige boek The God Delusion hebt gelezen begrijp je ook best waarom. De eloquente maar weinig subtiele manier waarop hij daarin gehakt maakt van elke aannemelijkheid van een theïstisch wereldbeeld laat weinig aan de verbeelding over. Je leest hoe hij de vloer aanveegt met wat hele volksstammen en gemeenschappen zien als de Enige Absolute Waarheid.*

Hiermee plaatst Dawkins zich in de frontlinies van het wetenschappelijk denken, en plaatst hij zichzelf ook in de hoek waar de klappen vallen. Zo erg zelfs dat al het opgewaaide stof afleidt van waar het eigenlijk om gaat: het leren begrijpen van het wonder van de natuur. The God Delusion doet achteraf gezien eigenlijk precies dat, het streeft zijn doel enigzins voorbij en zet veel kwaad bloed, geen enkele (streng)gelovige die nog bereid is echt te luisteren. (Al kun je je aan de andere kant afvragen in hoeverre iemand die gewend is te geloven en aan te nemen uberhaubt in staat is (zelf)kritisch en wetenschappelijk te denken.) Hoezeer ik het boek ook een verademing vond, was het wellicht niet de manier om grote groepen te bereiken dan wel te overtuigen.

Dawkins maakt in The Greatest Show on Earth dan ook van begin af aan duidelijk dat hij zich ditmaal concentreert op het verduidelijken van de mechanismen van evolutie door niet-willekeurige natuurlijke selectie, zoals hij in eerdere boeken zoals The Selfish Gene en The Ancestor’s Tale ook gedaan heeft. Op geen enkele wijze lijkt dit boek dan ook op zijn vorige. Wel richt hij zich eens in de zoveel tijd even tot creationisten. Hij doet dit omdat hij – terecht – geschrokken is van het feit dat in de VS in 2010 meer dan 40%(!) van de bevolking gelooft dat de aarde slechts zo’n 10.000 jaar oud is, de verdeling van fossielen in de aardlagen kan worden verklaard door de zondvloed en – mijn persoonlijke favoriet – mensen samen met dinosaurussen over de aarde hebben gewandeld. Niet alleen in de VS hebben dit soort gedachten een stevige voet aan de grond (of winnen zelfs terrein) ook in Europa doen deze gedachten het niet slecht. Om over de Arabische wereld maar te zwijgen. Dat, zou je kunnen zeggen, moeten mensen lekker zelf weten. Eens. Maar op het moment dat deze voorvechters van het geloof hun gedachtengoed aan niet alleen hun eigen, maar ook aan andermans kinderen willen opdringen door te eisen dat evolutie op scholen wordt onderwezen als ‘slechts één theorie van de zovelen’ of helemaal wordt weggelaten, dan gaat er bij mij een alarmbelletje rinkelen. Dawkins mag dan vaak – ook door mensen die het met hem eens zijn – als te radicaal worden ervaren, ik ben ontzettend blij dat er tenminste iemand een tegengeluid biedt tegen dit soort anti-wetenschappelijk, on-kritisch, middeleeuws denken. Al is het eigenlijk ergens ook zonde dat iemand met zijn helderheid van geest energie stopt in deze ‘history-deniers’, zoals hij ze noemt.

Want hoe prachtig is het om je in The Greatest Show on Earth te verwonderen over hoe alomtegenwoordig sporen van evolutie door natuurlijke selectie eigenlijk zijn! Bij sporen of bewijzen voor evolutie denk je al snel aan fossielen, datering met radioisotopen, of andere manieren om te graven in het verleden. Maar Dawkins laat op fascinerende wijze zien dat als je goed kijkt, of goed leert kijken, je de bewijzen helemaal niet in het verleden hoeft te zoeken. Evolutie heeft overal om ons heen haar sporen nagelaten. Wij ademen evolutie: DNA, genen, eitwitten, de ontwikkeling van een embryo, onze botten, vlees en bloed, maar ook bossen, jager-prooi relaties, ecosystemen: overal lijkt de evolutionaire voetafdruk haast niet te missen – als je maar leert kijken. We hoeven zelfs niet miljoenen jaren te wachten: Vele wetenschappers hebben in ruim twee eeuwen na Darwin elegante experimenten uitgevoerd waarin evolutie – al dan niet door natuurlijke selectie – in echte tijd waar te nemen valt. Zo beschrijft Dawkins het experiment van Lenski, briljant om zijn eenvoud. Lenski begon in de jaren 70 met het zorgvuldig kweken en documenteren van een enkele E.coli bacteriekolonie. Nu, 40.000 generaties en vele mutaties verder, heeft het nageslacht van deze kolonie een schat aan informatie over o.a. de werking van evolutionaire mechanismen opgeleverd. Of Dawkins beschrijft experimenten waaruit bleek dat tropische guppen in een paar generaties hun kleurige patronen aanpassen aan een bepaalde ondergrond (in het geval van sterke predatie) of juist opfleuren om bij de andere sekse in het oog te springen (in het geval van weinig predatie). In een ander hoofdstuk lees je hoe carnivore hagedissen op een eilandje in de Adriatische zee in 1971 bij wijze van experiment naar een (tot dan toe hagedis-vrij) eiland worden verbannen. Enkele decennia later bleek dat deze creaturen zich op vele fronten hadden aangepast aan hun nieuwe omgeving: zo hadden ze bijvoorbeeld hun vleesdieet verruild voor een herbivoor bestaan. Dit zijn maar enkele van de vele fascinerende voorbeelden die in het boek aan bod komen. Je leert ook waarderen hoe dit proces zich stapje voor stapje voltrekt, waarom er geen crocoducks (krokodileenden) zijn, dat we niet afstammen van de apen, maar dat wij een gemeenschappelijke voorouder delen (die waarschijnlijk meer aap-achtig dan mens-achtig was, net zoals we een gemeenschappelijke voorouder delen met vissen, die hoogstwaarschijnlijk meer vis-achtig was dan mens-achtig), of wat de evolutionaire waarde van pseudogenen is (“What pseudogenes are useful for is embarrassing creationists.” aldus RD). Al ben je wellicht niet op zoek naar bewijs voor evolutie, zowel de kwantiteit als de kwaliteit van de hedendaagse bewijsvoering zal menigeen versteld doen staan.

Dawkins eindigt zijn uitgebreide betoog niet onterecht met het hoofdstuk ‘There is Grandeur in this View of Life’ waarin hij nogmaals betoogt dat hoe verwonderlijk het fenomeen leven eigenlijk is als je er met de kennis van nu naar kijkt – en dat het ook niet verwonderlijk is dat eeuwenlang mensen de hand van een schepper hierin zagen:

“The Second Law of Thermodynamics states that, although energy can be neither created nor destroyed, it can – must, in a closed system – become more impotent to do useful work. […] Almost all the energy in the universe is steadily being degraded from forms that are capable of doing work into forms that are incapable of doing work. There is a levelling off, a mixing up, until eventually the entire universe will settle into a uniform, (literally) uneventful ‘heat death’. But while the universe as a whole is hurtling downhill towards its inevitable heat death, there is scope for small quantities of energy to drive little local systems in the opposite direction. […] While never actually disobeying the laws of physics and chemistry – and certainly never disobeying the Second Law – energy from the sun powers life, to coax and stretch the laws of physics and chemistry to evolve prodigious feats of complexity, diversity, beauty, and an uncanny illusion of statistical improbability and deliberate design. So compelling is that illusion that it fooled our greatest minds for centuries, until Charles Darwin burst on to the scene. Natural selection is an improbability pump: a process that generates the statistically improbable. It systematically seizes the minority of random changes that have what it takes to survive, and accumulates them, step by tiny step over unimaginable timescales, until evolution eventually climbs mountains of improbability and diversity, peaks whose height and range seem to know no limit […]. Life evolves greater complexity only because natural selection drives it locally away from the statistically probable towards the improbable. And this is possible only because of the ceaseless supply of energy from the sun.”

Door de eindeloze energietoevoer van de zon, is het dus mogelijk dat er orde uit de wanorde wordt gecrëerd op aarde, tegen het continue streven naar wanorde van de cosmos als geheel in. Het statistisch onmogelijke wordt mogelijk gemaakt dankzij onze eigen ster, of het nou het crëeren van een suikermolecuul is door een eiwit, of de evolutie van het leven zelf is.

*Nou kan ik me voorstellen dat dat voor een gelovige op z’n minst schokkend is. Aan de andere kant, beoogt hij daarin m.i. terecht, zijn de verhoudingen af en toe wel erg scheef: wetenschappelijke theoriën mogen moeten per definitie in twijfel getrokken worden. Gelovigen van divers pluimage grijpen echter niet onregelmatig de kans om bepaalde niet-met-een-theistisch-wereldbeeld-strokende theorien af te doen als onzin, uit z’n verband te trekken, de misbruiken of zonder meer te beschimpen. Meestal geheel ongehinderd door enige vorm van kennis. Dat moet iedere wetenschapper gewoon accepteren – is de algemeen gedragen gedachte – hoe goed onderbouwd of empirisch bewezen een theorie ook moge zijn. Daar staat tegenover dat iedere gelovige moord en brand schreeuwt op het moment dat een wetenschapper het geloof – of slechts een klein gedeelte daarvan – in twijfel trekt, hoe respectvol en met empirische bewijzen gestaafd hij dit ook doet. Dit is niet nieuw natuurlijk, Copernicus heeft dit ongetwijfeld ook ondervonden.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *